Leef verstandig tussen ongelovigen en benut elke kans.
—Kolossenzen 4:5
Soms zien christenen niet-christenen als de vijand: “Die zondaars. Kijk eens wat ze doen. Kijk eens naar de levensstijl die ze hebben gekozen.” Predikers fulmineren over bepaalde zonden en bepaalde dingen die mensen doen. Maar laten we iets onthouden: Achter die zonden zitten lege, zoekende, verloren mensen van wie God houdt.
Laten we ook niet vergeten dat wij vroeger die mensen waren, en dat iemand liefdevol contact met ons opnam. Wij zijn niet geroepen om te veroordelen. Wij zijn geroepen om ongelovigen aan te spreken met de boodschap van het evangelie. En daarvoor hebben we mededogen nodig.
Mededogen stroomde over uit het leven van Jezus. De behoeften van mensen raakten hem altijd.
Toen Jezus Maria en Martha zag wenen om de dood van hun broer, Lazarus, hoewel Hij wist dat Hij hem zou opwekken, zegt de Bijbel dat Hij “diep bedroefd” was (Johannes 11:33 NBV). Deze zinsnede draagt het idee van zowel fysieke als emotionele en spirituele kwelling met zich mee.
En terwijl Jezus hen zag huilen om hun broer, ging Zijn hart naar hen uit. Hij was ook in doodsangst. Hij had verdriet voor hen en met hen. En Hij weende. Toen Hij Lazarus uit de dood opwekte, was Hij diep ontroerd omdat Hij om hen gaf. Dat is onze Redder.
Later, toen Hij naar Jeruzalem kwam, voelde Hij geen woede voor de mensen, maar had Hij medelijden met hen. Omdat Hij God was, wist Hij precies wat ze van plan waren te doen. Hij wist dat dezelfde menigte die riep: “Prijs God! Zegeningen voor Hem die komt in de naam van de Heer!” (Johannes 12:13 NBV) binnenkort zou roepen: “Kruisig Hem!”
Maar Jezus keek naar Jeruzalem en had medelijden met de mensen en zei: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, de stad die de profeten doodt en de boodschappers van God stenigt! Hoe vaak heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels beschermt, maar u hebt Mij dat niet toegestaan’ (Matteüs 23:37 NBV).
Terwijl Jezus aan het kruis hing, ondanks al Zijn ondraaglijke pijn en angst, aan wie dacht Hij toen? Voor wie bad Hij? Hij zei: "Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen" (Lucas 23:34 NBV).
Toen een van de misdadigers die met Jezus gekruisigd werd, Hem aansprak, zei Hij: “Ik verzeker je, vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn” (Lucas 23:43 NBV). Eerst bad Hij voor degenen die verantwoordelijk waren voor Zijn kruisiging. Daarna bad Hij voor iemand die pijn had. En toen keek Hij naar beneden en zag Zijn moeder naast Johannes staan, en zei: “Lieve vrouw, hier is uw zoon” (Johannes 19:26 NBV). Met andere woorden: “Johannes, zorg voor Mijn moeder.” Hij dacht altijd aan anderen.
Jezus geeft om ons. En wij ook.
We kunnen veel mensen veel effectiever bereiken dan predikanten soms kunnen. Dat komt omdat ze met ons samenwerken. Ze leven naast ons. God heeft ieder van ons een groep mensen gegeven die we beïnvloeden. En God wil ons gebruiken waar we zijn. Dus laten we onszelf beschikbaar stellen voor Hem.