HEERE, hoor mij als ik bid; luister naar mijn gekerm.
—Psalmen 5:1
Ben je ooit verraden door iemand van wie je hield? Heb je ooit te maken gehad met ogenschijnlijk onoverkomelijke tegenslagen? Heb je ooit het gevoel gehad dat er geen uitweg was uit je dilemma?
Als dat zo is, dan heb je een goed idee van hoe David zich voelde toen hij de woorden van Psalm 5 opschreef. David had een aantal fouten in zijn leven gemaakt. Hij beging een aantal zonden die hem in zijn latere jaren achtervolgden. Vanwege zijn meerdere huwelijken had hij kinderen die halfbroers en halfzussen waren, en er was veel conflict in de familie.
Twee van zijn kinderen, Absalom en Tamar, waren volle broer en zus. Maar op een dag maakte Tamars halfbroer Amnon misbruik van haar. Absalom was woedend. En hij was boos dat zijn vader geen strengere maatregelen had genomen om met hem om te gaan. Dus regelde Absalom dat Amnon werd gedood. En het resultaat was dat Absalom uit het koninkrijk werd verbannen.
Na een tijdje liet David Absalom terugkeren. Maar in het proces keerde Absalom de harten van het volk af van zijn vader, de koning.
David oogstte de gevolgen van de zonde die hij vele jaren eerder had begaan. Nadat David overspel had gepleegd met Bathseba en haar man, Uria, had laten vermoorden, sprak God tot David via de profeet Nathan. Hij zei: "Vanaf nu zal uw familie door het zwaard leven, omdat u Mij hebt veracht door de vrouw van Uria tot uw eigen vrouw te nemen" (2 Samuël 12:10 NBV).
David oogstte de gevolgen van zijn zonde in zijn eigen huis.
Het is triest als we de slechte kanten van ons karakter weerspiegeld zien in onze kinderen. We willen tegen ze zeggen: "Luister, doe wat ik zeg, doe niet wat ik doe." Maar onze kinderen zullen ons observeren en ons gedrag imiteren.
In werkelijkheid zag David zijn eigen gedrag gewoon weerspiegeld in zijn kinderen. Amnon behandelde zijn halfzus Tamar zoals David Bathseba behandelde. En Absalom behandelde Amnon op zijn beurt zoals David Uria behandelde. Zo vader, zo zoon.
Zoals het gezegde luidt: “Zaai een gedachte, oogst een daad; zaai een daad, oogst een gewoonte; zaai een gewoonte, oogst een karakter; zaai een karakter, oogst een lot.”
Nadat David zijn eigenzinnige zoon Absalom weer in zijn koninkrijk had opgenomen, bedacht Absalom een plan om zijn vader omver te werpen. Hij stal de harten van het volk van de koning en bereidde zich voor om de macht over te nemen. Dit bracht een zeer oude David ertoe om voor zijn leven de woestijn in te vluchten. En het was in deze tijd dat David Psalm 5 schreef, die begint met: “O Heer, hoor mij als ik bid; let op mijn gekerm. Luister naar mijn hulpgeroep, mijn Koning en mijn God, want ik bid tot niemand anders dan tot u” (verzen 1-2 NBV).
Als we het echt verknald hebben, als we gezondigd hebben, dan is dat het moment waarop we de Heer moeten aanroepen. Dat is het moment waarop we hulp nodig hebben van God en Zijn volk.